Pitztal Gletscher Trail Maniak

 

Het is woensdag 3 juli. Over tien dagen loop ik de Pitztal Gletscher Trail Maniak. Ik heb er de afgelopen maanden hard voor getraind. Maar de trail vindt plaats in hoog alpien terrein, tussen de 1500 en 3000 meter. De paden zijn daar rotsig en steil, de lucht is er ijl. Daar kun je niet voor trainen in een land dat zo plat is als een pannekoek. Dus moet er de laatste weken voor de race geoefend worden op vergelijkbaar terrein. Deze week zijn we in Molveno, een dorp op 800 meter hoogte dat zich onder de ruige toppen van de Dolomiti di Brenta heeft genesteld aan het azuur blauwe Lago di Molveno. De perfecte omgeving om lekker te relaxen en vast wat warm te lopen voor het grotere werk.

Beneden in het dal schijnt de zon. Hier niet. Ik loop in de mist door een sneeuwveld waar geen eind aan lijkt te komen. Links van me torent de ruige Cima Brenta 700 meter boven me uit. Het pad is uitgehakt in de rotsen en voor de zekerheid heeft men nog een staalkabel aan de rotswand vastgemaakt. Rechts van me… dat wil ik liever niet weten. Er valt ook niets te zien, alleen mist. Ik loop weer een sneeuwveld in. Nu trekt de mist even op. Ik zie dat het spoor links omhoog gaat naar de Bocca del Tuckett. Dat betekent dat daar het pad dat ik wil volgen naar rechts moet gaan, langs de andere kant van dit kleine keteldal. Maar daar is geen spoor te bekennen. Ik zal mijn eigen spoor moeten trekken in de sneeuw. Ik verlaat het pad dat verder omhoog gaat naar de Bocca del Tuckett en trek op dezelfde hoogte rond het keteldal op de plek waar ongeveer het pad onder de sneeuw zou moeten liggen. Eerst nog voorzichtig, maar mijn spoor gaat langzaamaan steeds steiler en sneller naar beneden. De bovenlaag van de sneeuw is nog vrij hard, waardoor ik meer glij dan ren. Soms zak ik er ineens doorheen en val voorover.  Ik ren en glij steeds sneller de helling af naar de plek waar ik in de mist de uitgang van het keteldal vermoed. Dit is echt super gaaf! In no time ben ik beneden waar ik op de rotsen weer markeringen vind. En ineens loop ik ook weer in de zon. Het is alsof de mist er nooit geweest is. Maar als ik achterom kijk is de Cima Brenta nog altijd in nevelen gehuld.

Maandag 8 juli. Ik sta op de pas onder de Mittagskogel, in de sneeuw op 3000 meter hoogte. Zojuist ben ik vanaf de Gletscherbahn omhoog gelopen door de sneeuw. En er ligt veel sneeuw! Nou ja, ik heb de smaak inmiddels wel te pakken. Daar maak ik me geen zorgen om. Als het allemaal maar door gaat over vijf dagen. Nu ik hier boven sta en aan de andere kant omlaag kijk, moet ik bekennen dat ik me toch ook wel een beetje zorgen begin te maken. Moeten we hier over vijf dagen omhoog komen lopen? Waar dan? Ik zie alleen een steile sneeuwhelling die vijf of zeshonderd meter lager overgaat in een puinhelling. Nou ja, vanaf beneden ziet het er allemaal vast een stuk beter uit, maak ik mezelf wijs. Ooh, als het maar doorgaat! Ik heb er zo ontzettend veel zin in!

Donderdag 11 juli. Marieke en ik lopen een rondje rond de Rifflsee, de locatie van de eerste verzorgingspost komende zaterdag. Tot mijn grote genoege zie ik dat de route hier al gemarkeerd is met roze stippen en pijlen. Mooie kleur! Springt er goed uit in een omgeving die verder groen, grijs of wit is. Maar wacht eens even! Dit kan toch niet kloppen? De pijl wijst hier de verkeerde kant op. Ze hebben zich vergist. Dat moet ik morgen maar even melden bij de briefing. Even later weer een pijl die de verkeerde kant op wijst! Wacht eens even…. ze zullen toch niet…. ze hebben de route aangepast! Eerst baal ik als een stekker. Dat duurt een uur, twee uur. Dan kijk ik nog eens goed naar de helling waar we langs omhoog zouden moeten richting de Mittagskogel. Misschien, heel misschien is het toch wel goed dat ze de route hebben aangepast. Ik geef de organisatie het voordeel van de twijfel en besluit de briefing morgenavond af te wachten.

Vrijdag 12 juli. Harmen en Nabor zijn inmiddels ook gearriveerd. Ze komen dit weekend even op en neer vanuit Nederland om me aan te moedigen. Super toll!! We zitten met 80 man in een ruimte die daarvoor niet bedoeld is. Het is er warm. Vooral hierboven op het balkon, maar ik heb er wel goed zicht op het projectiescherm. Na de eerste plichtplegingen komt ‘der Mario’, de  wedstrijdleider, al snel tot de kern: het parcours is aangepast. In overleg met de bergreddingsdienst is besloten dat de oorspronkelijke route niet veilig genoeg is. De alternatieve route hebben we dan al ontvangen bij het afhalen van de startnummers. Deze ziet er wat minder spectaculair uit. We gaan niet over de gletscher en in plaats van één grote ronde maken we nu verschillende lussen vanuit het dal omhoog. Maar de route biedt met 96 km en 6400 hoogte meters nog altijd voldoende uitdaging. Het gaat steeds meer kriebelen. Na de briefing gaan we dan ook snel naar huis om de rugzak te pakken. Daarna snel naar bed.

Zaterdag 13 juli gaat om 3.30 uur de wekker. De race begint pas om 5.00 uur, maar tussen 4.00 en 4.30 uur moeten we de rugzak nog laten controleren. Ik probeer eerst zoveel mogelijk muesli met yoghurt naar binnen te werken. Om vier uur staan Harmen en Nabor ook op. Ik laat niet merken dat ik zenuwachtig begin te worden. Kom op jongens! Dadelijk zijn we te laat. Om 4.15 uur proppen we ons met zijn vieren in de Chevrolet Spark van Harmen, ons nog niet bewust van de heldendaad die deze moderne Herbie later op de dag zal verrichten. Het is bijna half vijf als we aankomen. Op de parkeerplaats bij de lift staat een grote tent: trailcity Mandarfen. Nou klinkt trailcity wel erg groots. Ik moet er danook bij vermelden dat Mandarfen een city is met een zestal hotels, twee sportwinkels een bouwvallige hamburgertent die schijnbaar alleen in het winterseizoen is geopend, een supermarkt en de lokale toeristen info. Meer is het niet.

Gear check

Gezien het tijdstip verwacht ik een grote bedrijvigheid van alle trailrunners met hun entourage. Maar natuurlijk zijn we zo’n beetje de eersten. Dit is trailrunning, geen stadsmarathon. Take it easy man! Ze zijn nog niet eens klaar om de rugzakken te controleren. Toch komt de tent al snel tot leven. Deelnemers laten hun rugzak controleren. Kletsen en lachen wat met elkaar. Nog even de kleding schikken. De sfeer is ontspannen. Als het dan uiteindelijk vijf uur geworden is, worden we naar buiten geleid richting de startstraat. Als een stel onwillige schapen laten we ons richting de startstreep drijven. Het lijkt wel alsof niemand vooraan wil staan.  Misschien heeft het iets te maken met het negentiende eeuwse geweer waarmee de burgemeester in zijn handen staat. Enkele seconden later gaat het geweer af. De vijfenvijftig lopers overleven het startschot allemaal en vertrekken richting Rifflsee. De eerste paarhonderd meter gaan nog over een bergweggetje, maar al snel lopen we in colonne de berg op.

Na drie kilometer zijn we al bij de eerste post bij Sunna Alm en kijken uit over de prachtige Rifflsee en de bergen aan de overkant. Als ik na 9 km hier weer aan kom, krijg ik op mijn donder van Nabor: ‘rustig aan Teun, je ligt zevende’. Oeps! Dat is wel ernstig inderdaad. Het kan toch nooit zo zijn dat een laaglander voorin mee doet in een wedstrijd als deze. Ik besluit het rustiger aan te doen en de twee lopers voor me te laten gaan. We lopen over de glooiende Fuldar Höhenweg naar het Taschachhaus.  Dit is echt schitterend rennen. Ik geniet van het uitzicht en intussen werk ik twee tortilla’s weg. Het ontbijt van vanochtend is al verwerkt en mijn maag heeft trek in meer. Daar moet ik van profiteren dus. Straks zal dat wel anders zijn. De afstand met de twee voor me wil alleen niet groter worden. En de twee lopers achter me komen ook niet dichterbij. Loop ik te hard? Ik loop mijn lichaam na. Ik loop soepel. Ademhaling? Gaat makkelijk. Hartslag? Prima. Ja, dan moeten die gasten maar wat harder lopen hoor! Dat doen ze niet. Op een punt waar het pad overgaat in rotsig terrein heb ik de twee ineens ingehaald. Met z’n drieën dalen via het Taschachhaus af naar de derde post. Ik houd vast aan mijn tactiek en neem bij iedere post de tijd om te eten en te drinken. Er is alleen zoet, dus ik ben blij dat ik zelf mijn tortilla’s mee heb genomen. Nog even de waterzak checken. Daar zit nog genoeg in voor de komende 14 km terug naar Mandarfen.

Maar eerst gaat het langs een bergweg een km of 8 rustig naar beneden. Lekker even de benen strekken, daar moeten we maar even van genieten, want als we bij Taschachalm de rivier zijn overgestoken gaat het over een bergweg langs de razende seebach hard omhoog. Via de Rifflsee bereiken we bij de Rifflseehütte het hoogte punt van deze klim. En niet alleen letterlijk. Hier word ik met groot enthousiasme ontvangen door Marieke, Harmen en Nabor. Na een snelle knuffel en een paar stevige hi-fives lopen we snel door voor de afdaling terug naar Mandarfen. We zijn nog met zijn tweeën Peter uit Linz en ik. We zullen elkaar nog lang gezelschap houden deze dag. Het is fijn om samen te lopen. Je kunt nog eens wat kletsen onderweg, elkaar helpen als het nodig is. We praten niet veel, maar het is plezierig om deze ervaring samen te delen, en Peter is aangenaam gezelschap. Voor we Mandarfen bereiken komen we de Marathonlopers tegen op een stuk singletrack. In eerste instantie baal ik daar van, want we zitten elkaar goed in de weg. Maar als snel vinden we onze weg naar beneden via doorsteekjes of gewoon naast het pad. De aanmoediging van de marathonlopers geven ons nog meer energie en we zijn beneden voor we het in de gaten hebben.  Na 35 km zijn we terug in Mandarfen. Al snel komen ook Marieke, Harmen en Nabor daar aan. Ze zijn snel met de lift naar beneden gekomen. Terwijl ik met ze sta te kletsen en wat cake, chocola en cliffbars naar binnenwerk wordt mijn waterzak voor me bijgevuld door iemand van de organisatie. Wat een service!

In de brandende zon vervolgen we onze weg richting de Braunschweiger Hütte. Peter wijst me op een rotsblok zo groot als een huis. Het blok is doormidden gespleten. Het is wonderlijk hoe een paar druppelswater en een beetje vorst zo’n gigantische rotsblok kunnen doen spijten. En met zo’n chirurgische precisie dat de twee helften nog perfect in elkaar passen. Het bergweggetje gaat al snel over in een pad dat steeds steiler de berg op gaat. Het wordt steeds heter en ik drink veel. Tot mijn waterzak ineens begint te pruttelen. Wat!! Is m’n water op? Ze hebben er in Mandarfen te weinig in gedaan. Ik had het moeten checken. Ook de halve fles sportdrank die ik nog bij had is snel leeg en de hut is nog niet eens inzicht. Er zit niks anders op dan gewoon door lopen. Maar de energie raakt langzaam op. Mijn bovenbenen lijken van beton. Ik stop om een snicker naar binnen te werken en gebaar naar Peter dat hij maar door moet lopen. We zien elkaar wel weer bij de hut. De mensen die we net inhaalden, komen mij nu weer voorbij. Jemig, dit is wel ernstig. We zijn nog niet op de helft en ik kom nu al tot stilstand. Ik raap mezelf bij elkaar en hijs me verder omhoog langs het pad. Het kan niet ver meer zijn. En dan komt eindelijk de hut in zicht. Ik probeer zoveel mogelijk te eten en te drinken. Na drie keer te hebben gevraagd welke jerrycan is gevuld met water,  vul mijn waterzak bij en gaan we weer op weg.

Peter voorop

Gelukkig mogen we het hele eind weer omlaag nu. Dat geeft me mooi de tijd om weer een beetje op krachten te komen en te drinken. De eerste slok uit mijn waterzak is echter meteen weer een onaangename verassing: sportdrank!! Heb ik me toch nog vergist. Oh well. De energie en concentratie komen langzaamaan terug. In elk geval voldoende om te genieten van een technische afdaling. Als we bij de Glescherstube weer op de bergweg komen, staan Marieke, Harmen en Nabor al weer klaar om ons toe te juichen en kan ik inmiddels ook weer lachen.  Het gaat nu in een relaxt tempo omlaag naar Trailcity Mandarfen, waar iemand van de organisatie zo behulpzaam is om mijn waterzak te legen en de sportdrank te vervangen door water . Dit keer ben ik zo verstandig om wel even te checken of er genoeg in zit. Een paar kilometer later beginnen we aan weer een klim van 1000 meter. Als we boven de boomgrens komen, ontvouwt zich langzaam een prachtig landschap voor ons. Aan de bergen aan het eind van het dal hangen gletsjers van een doorschijnende blauwe kleur. Deze schoonheid geeft ons afleiding van de vermoeidheid die we beginnen te voelen.  De hoogtemeters beginnen langzaamaan hun tol te eisen en we vinden steeds vaker een excuus om even te stoppen en er even bij te gaan zitten om de benen een beetje rust te geven. We delen samen een tortilla, Peter is de energie gels inmiddels helemaal beu, of er moet even een steentje uit een schoen gehaald worden. Vlak voor we Karlesegg, het hoogste punt van deze klim, hebben bereikt wil Peter weer gaan zitten. Hij begint nu echt moe te worden. Peter vraagt me of ik voor de UTMB punten loop. Als ik dat bevestig, doet hij de suggestie dat we de wedstrijd dan niet uit hoeven te lopen, want we krijgen ook onze drie punten als we tot het 70 km punt komen. Dit zijn de stemmen die in je opkomen als je echt moe wordt, die je proberen over te halen om op te geven. Nee Peter, daar doe ik niet aan mee. Ik ga ‘m zeker uitlopen! De eerste Marathonlopers komen ons nu voorbij; ze zien er nog fris uit. Als Peter weer zover is klimmen wij ook het laatste stukje omhoog. Aan de andere kant rennen en glijden we langs een sneeuwveld omlaag en treffen we Thomas Bosjnak aan. We halen gewoon de veertienvoudig Oostenrijks trailrunning kampioen in! De verdere afdaling daarna is pittig; door het hoge gras met drassige ondergrond en op sommige plaatsen verdwijnt het pad letterlijk in het struikgewas. Het laatste stuk door een weide met lama’s, Marieke, Harmen en Nabor. We krijgen het commentaar dat we eigenlijk een uur eerder waren verwacht. Het tempo is de laatste twaalf kilometer blijkbaar flink omlaag gegaan. Het maakt me niet zoveel uit. Het enige wat nu nog telt is uitlopen.

Vanaf Trenkwald gaat het even later weer omhoog. We doen het rustig aan en eenmaal boven delen we nog samen een tortilla. Het pad volgt daarna een aantal kilometers de contouren van de berg. We hebben steeds uitzicht op de valei beneden ons. Peter raakt steeds vaker achterop. Eerst wacht ik nog op hem, maar tegen de tijd dat we weer aan de afdaling beginnen zie ik hem ineens niet meer. Ik besluit toch maar door te lopen en te kijken of hij nog volgt als ik bij de bergweg ben. Het is inmiddels zeven uur en het gaat over een uur of twee donker worden en ik wil zover mogelijk op weg zijn als het zover is. Aan de ene kant zie ik op tegen het lopen in het donker. En toch kijk er ook naar uit om de laatste uren alleen door te brengen in de bergen. Ik heb daarbij genoeg aan mezelf. Nu de zon weg is en het weer begint af te koelen, voel ik ook mijn kracht terugkomen. Peter is in geen velden of wegen meer te bekennen. In een comfortabel tempo ren ik richting Sankt Leonard. Vlak voor ik daar aan kom, word ik ingehaald door een loper. Hoe kan dat nou? Waar komt die nou vandaan? Ik vraag of hij soms verkeerd is gelopen. Nein, nein, ich bin kein concurrent.  Het duurt even voor ik het snap, maar dan valt het kwartje. Hij is de leider in de wedstrijd. Ik word hier gewoon ‘gedubbeld’! In het voorbij gaan gilt hij met overslaande stem: ‘das ist doch super toll!!’ Ik zie de vreugde in zijn ogen en snap wat hij bedoelt. Het is dezelfde vreugde die ik ervaar tijdens het lopen. De vreugde die ik even later in Sankt Leonard ervaar als mijn lief me tegemoet komt gerend en ik haar even in mijn armen sluit. Het is de vreugde om dit schitterende avontuur te kunnen delen met anderen, met Peter, met Marieke, Harmen en Nabor.

Gedubbeld door Matthias Dippacher

In Sankt Leonard wordt mijn rugzak nog een keer gecontroleerd; van een medische check merk ik overigens niks. Ik krijg te horen dat ik inmiddels op plaats drie loop. Het is half acht als ik alweer aan een klim van 1000 meter begin. Ik heb mezelf dan al voorgenomen om mezelf rust te gunnen als mijn lichaam erom vraagt. Toch wil ik die derde plek vasthouden nu ik zover gekomen ben. We zullen zien. Tijdens het tweede deel van de klim moet ik steeds vaker een stoppen. Steeds kies ik een punt voor op de helling, een markering of een rots, als richtpunt. En steeds als ik zo’n punt bereik neem ik even een minuut om op adem te komen. Mijn benen zijn loodzwaar en het ademen wordt steeds moeilijker. Eindelijk bereik ik om negen uur een naamloze pas. De vurig gewenste blik op de Tiefentalalm, de volgende verzorgingspost, blijft uit. Maar eigenlijk maakt het ook niet uit. Het enige wat ik nog hoef te doen is doorlopen. In de schemering ren ik naar beneden en net voor de duisternis invalt bereik ik de Tiefentalalm. En wat een verassing wacht me daar! De Chevrolet Spark heeft Marieke, Harmen en Nabor, over een rotsig bergweggetje, eigenlijk alleen begaanbaar voor 4×4 terreinwagens, tot vlakbij de hut gebracht! Een ongelooflijk staaltje doorzettingsvermogen (de auto) en stuurmanskunst (Harmen). Het tweetal zoekt nog een sponsor voor deelname aan de volgende editie van Parijs-Dakar.

Met deze mentale boost vertrek voor een laatste korte klim de nacht in.  Als ik even later omkijk zie ik drie hoofdlampjes beneden mij in

Tiefentalalm

het dal. Het zijn mijn achtervolgers. Moeten ze nog naar de hut? Zijn ze al op weg naar boven?  Die derde plek wil ik niet meer uit handen geven. Doorlopen dus! Gelukkig is de klim niet al te lang. Als ik boven kom wordt er vanaf de andere kant naar me geseind. Het blijkt de bergreddingsdienst te zijn.  Toch wel een prettig gevoel dat iemand me in de gaten houdt, zo in het donker. Het eerste stuk van de afdaling is behoorlijk technisch, dus rennen komt er niet veel van. Daarvoor kan ik niet genoeg vooruit kijken in het donker. Gelukkig ben ik al snel weer op de bergweg en kan ik, bijgestaan door de aanmoedigingen van de bergreddingsdienst, weer mijn benen strekken. Een half uur later ben ik voor de tweede maal in Sankt Leonard. De bemanning van de verzorgingspost is inmiddels aardig beschonken. Maar wat geeft ‘t. Ik ben deze kerels dankbaar dat ze hier midden in de nacht nog zitten met wat eten en drinken. Niet dat ik daar nu nog behoefte aan heb; mijn maag heeft er genoeg van.

 

Het is nu niet ver meer. Nog een kilometer of twaalf vals plat omhoog naar Mandarfen langs de Pitze. Ik voel nu hoe moe ik ben. Vooral mentaal zit ik er doorheen en ik kan het nauwelijks nog opbrengen om te rennen. Nabor en Harmen staan bij ieder gehucht tussen Sankt Leonard en Mandarfen, en dat zijn er veel, op me te wachten om me aan te moedigen. Iedere keer als ik ze zie, zet ik mezelf ertoe te gaan rennen. Even later valt mijn tempo alweer terug tot snelwandelen. Het is goed zo. De lucht is koel. De hemel donker en bezaaid met sterren. Ik zie de witte veeg van de melkweg, alsof iemand geprobeerd heeft de sterren van het hemelgewelf te vagen. Gele en groene ogen staren me aan vanuit het donker. Kattenogen, koeienogen, een vos misschien? Een steenmarter gaat voor me op de vlucht. Niet weggaan! Ik doe niks! Is het nog ver? Om de bocht zie ik zo meteen vast Plangeross liggen. Vanaf daar is het nog maar een paar kilometer. Nee, ik ben pas bij Neurur. Komt er nog iemand achter me aan? In Neurur komt Nabor aanrennen vanuit het donker. Ik registreer het nauwelijks meer. Ik keer steeds meer naar binnen, heb genoeg aan mezelf. Mijn blik strak op de grond gericht, waar ik de grond onder me voorbij zie glijden. De rest van de wereld bestaat even niet meer.

Dan komt eindelijk Mandarfen in zicht. Ik probeer weer wat te rennen. Marieke en Nabor staan me voor het dorp al op te wachten. Het laatste stuk rennen ze met me mee.  Alleen nog om het hotel heen en dan ben ik er. Onderweg heb ik me de meest fantastische voorstellingen gemaakt van mijn aankomst, van het publiek dat me zou toejuichen, de speaker die me binnen zou halen. Nu is het plein vrijwel uitgestorven. Het is half twee ’s nachts.  Na twintig uur, vierentwintig minuten en zevenentwintig seconden rennen ben ik eindelijk binnen en is er niemand meer. Alleen een paar mensen van de organisatie staan me nog op te wachten, samen met mijn trouwe supporters natuurlijk. Even vind ik mezelf heel zielig, maar deze aankomst past wel bij mijn gevoel van dat moment. De rust en de stilte, de eenzaamheid tijdens de laatste uren lopen in het donker. Ik ga zitten in een stoel, blij dat ik het heb gehaald. Blij dat ik dit schitterende avontuur heb volbracht. Dankbaar voor alles wat ik vandaag heb mee gemaakt, voor de wilde schoonheid van de bergen. Ik voel me vredig…

Zondag 14 juli. Tijdens de prijsuitreiking blijkt pas wat een slagveld het gisteren is geweest. Slechts elf van de gestarte deelnemers hebben de finish gehaald, waaronder één vrouw. Drie deelnemers zijn tot aan Sankt Leonard gekomen, het achtenzestig kilometer punt, waar ze de cutoff om 21.00 uur niet hebben gehaald. Zeven deelnemers zijn bij het cutoff punt van 18.00 uur op zevenenvijftig kilometer, bij Trenkwald, uit de wedstrijd gehaald. De rest is eerder uitgestapt.  Peter is uiteindelijk vierde geworden en één uur en veertig minuten na mij gefinisht. Ik ben blij dat hij uitgelopen heeft.  Na de verdiende huldiging van de ‘Trenkwalders’, ‘Sankt Leonarders’ en nummers vier tot elf, word ik als de nummer drie naar voren geroepen. Met enige trots hoor ik dat ik wordt aangekondigd als ‘der sympatische Holländer der auch noch gutt Deutsch sprecht und nach zwanzig stunden immer noch frisch aus sah’.  Een beetje verlegen onder alle aandacht en applaus bestijg ik het podium. Wauw! Wie had dat gedacht! Even later delen we met de winnaars twee vijf liter glazen Erdinger alkoholfrei. De weisswurst laat ik toch maar liever staan. Dan neem ik afscheid van nieuwe vrienden en van Nabor en Harmen die weer naar huis vertrekken. Samen met Marieke verlaat ik stilletjes het feestgedruis om boven bij de Rifflesee na te genieten van alle belevenissen. Het groen en grijs van de bergen aan de overkant wordt weerspiegeld in het blauwe water van het bergmeer. In stilte nemen we afscheid van deze prachtige plek.