De Reiziger
De reiziger kwam aan bij een poort. Voor de poort stonden twee mannen. De één, aan de linkerkant, gebaarde de reiziger met een armzwaai door de poort te gaan. Hij droeg een rood en groen gewaad. Met goud waren daar motieven van bloemen in geweven. Hij was slank en gespierd, zijn huid gebruind door de zon. Zijn hoofd was gekroond met een warrige bos goudbruine krullen. Zijn ogen straalden als de goudgele zon, warm en zacht. ‘Halt!’, riep de man aan de rechterkant van de poort. Hij ondersteunde zijn gebod met een gebaar van zijn hand. Hij droeg een grijs en wit [...]