In het holst van de nacht schrik ik wakker van een luide plons. Een dier moet in de vijver zijn gesprongen. Ik hoor het ademen en geluiden uitstoten die ik niet kan thuisbrengen. ‘Wat zou het voor dier zijn? Een bever? Dat lijkt me niet waarschijnlijk. Ik heb eerder geen sporen van bevers gezien. Een Zwijn? Nah. Een ree is misschien nog het meest waarschijnlijk. Die heb ik al een paar keer horen ‘blaffen’ hier in de buurt. Maar waarom zou het in het water zijn gesprongen? Misschien is het geschrokken toen ik een beweging maakte en heeft het zijn toevlucht in het water gezocht. Tien meter van de vijver waarin het dier van nog nader te bepalen soort heeft besloten te gaan zwemmen, lig ik in een schuilhut. Ik overweeg een onderzoek naar de identiteit van het dier. Via de ingang heb ik rechtstreeks zicht op de vijver. Ik hef mijn hoofd en tuur in de richting waar het geluid vandaan komt. Maar ik lig midden in het bos, er is geen maan en het is te donker om meer te kunnen ontwaren dan de sterren die fonkelend door de gaten in het bladerdak gluren. Zal ik mijn hoofdlamp erbij pakken?’ Slaperig zoek ik met mijn hand op de tast naar mijn hoofdlamp. ‘Laat maar’, denk ik als ik ‘m niet direct kan vinden. Trouwens, wat als het iets is waar ik meer schrik van heb dan het dier zelf heeft van mij? Even later hoor ik het dier de kant op klauteren. Zo te horen aan de andere kant van de vijver. Ik hoor nog even wat geritsel in de struiken. Dan is het weer stil. Wat het ook was, het is nu weg. Ik blijf alleen achter in het donkere en stille bos. Alleen met de vraag die blijft branden: ‘wat was dat voor beest?’
Wat ik daar in het holst van de nacht op de vloer van een schuilhut midden in een donker bos doe, beste lezer? Wel, ik vond het wel weer eens tijd voor een avontuur. Om weer eens goed uit mijn comfortzone te komen. Om te ontsnappen aan de waan van de dag. Of moet ik zeggen de waanzin van alledag? Eigenlijk is het een paradox. Dit soort avonturen levert dan wel fysiek ongemak op, maar mentaal voel ik me zeer comfortabel. In die zin stap ik met dit soort avonturen feitelijk juist in mijn mentale comfortzone. Van tevoren lijkt het allemaal zo ongemakkelijk en spannend. Maar als ik alle mogelijk situaties met roedels wolven op zij heb geschoven en eenmaal onderweg ben, dan ben ik volledig op mijn gemak. Dan lukt het me om mezelf en de wereld om me heen volledig te accepteren en één te zijn in de tijd en ruimte. Zijn dit soort avonturen, groot of klein, dan een vlucht? Misschien. Zelf zie ik het liever als een ontsnapping, The Great Escape, om mezelf even de tijd te gunnen om mentaal op te laden. Ik ben ervan overtuigd dat het me leert om mezelf en de wereld om me heen beter te begrijpen en accepteren. Om beter om te kunnen gaan met het mentale ongemak dat sociale interactie voor mij vaak met zich mee brengt. Om het oncomfortabele gevoel, dat mijn plaats in een maatschappij die ik niet begrijp met zich meebrengt, een plek te geven. In feite is het een innerlijke strijd tussen de wildeman en de ‘beschaafde’ mens in mij. De strijd van de man die in zijn kracht staat, vrede en rust ervaart, ondanks fysieke ongemakken en gebreken, of misschien wel dankzij diezelfde fysieke ongemakken en gebreken. Een strijd met de man die zich aanpast en leeft volgens de geschreven en ongeschreven regels van een beschaving die hij niet begrijpt en die zo vol tegenstrijdigheden zit. De man die zich ongemakkelijk en oncomfortabel voelt ondanks alle fysieke gemakken en comfort. Ik geloof dat deze avonturen mij kunnen helpen deze twee kanten dichter bij elkaar te brengen. Om één te worden.
En daarom beste lezer ben ik op vrijdag de dertiende naar het zuiden van België getrokken. Op zoek naar geluk. Om 15.40 uur stap ik uit de trein, die te laat vertrok uit Messancy, maar stipt op tijd aankomt in Florenville. De zon schijnt, het is heet en ik zal waarschijnlijk ergens buiten slapen vannacht. Van fysiek ongemak ben ik alvast verzekerd. Ik ben speciaal naar Florenville gekomen om een stuk van de GR 129 te verkennen. Een lange afstand wandelroute van 560 kilometer waar ik wel eens een recordpoging op wil doen. En het is meteen een mooie training voor de Great Escape 100 mijl van Legends Trails in september. De middag en avond verlopen gemoedelijk. Ik focus me op mogelijke waterpunten die ik van tevoren heb opgeschreven. Met het bord pasta dat ik mezelf in het restaurant bij de abdij van Orval heb weten te bemachtigen, kom ik het grootste deel van de middag en avond wel vooruit. Het lopen gaat makkelijk. Mijn benen zijn goed. Ik geniet van de mooie bossen en uitzichten. Het landschap is mooi en het leven eenvoudig.
Het plan is om de eerste dag ongeveer 60 kilometer lopen, tot ergens rond Virton. Vlak voor het stadje begin ik daarom uit te kijken naar een slaapplaats. Ik heb een schuur en een boerderij op het oog een paar kilometer voor het stadje. Dat draait op niets uit. Ik besluit dan maar opzoek te gaan naar iets te eten en drinken in Virton en daarna de schuilhut vijf kilometer verder op de route op te zoeken. Het loopt al tegen middernacht. Het vinden van eten en drinken zal zometeen nog een uitdaging worden. Als ik een vallende ster zie, wens ik daarom dat ik in een cafeetje nog een cola en misschien een zakje chips kan krijgen. Misschien werkt het. Het motiveert me in elk geval om door te lopen. Nadat ik een smal paadje langs een riviertje aan de rand van het stadje op draai, verstoor ik daar een kat. Deze zit aan de waterkant te jagen. Als ik dichterbij kom, schrikt hij op en zet het in volle vaart op een lopen. Mijn kant op! Nu is het mijn beurt om te schrikken. Ik houd in, maar voor ik kan reageren knalt de kat in volle vaart tegen mijn been. Zijn zachte vacht dempt gelukkig de impact en voor ik goed en wel in de gaten heb wat er gebeurt, vlucht de kat al de hoek om. Wat een bizarre aanvaring! Waarschijnlijk heb ik de kat verblind met het licht van mijn hoofdlamp.
Enkele minuten later loop ik het centrum in. De terrassen zijn al gesloten. Uit een kroeg om de hoek hoor ik luide stemmen en muziek komen. Ik gluur voorzichtig naar binnen. Geen plek voor een verwilderde en schuwe loper. Ik besluit de route verder te volgen in de hoop een cafetaria tegen te komen. Als ik op de ring rond het centrum uitkom, besluit ik die te volgen om vanaf de andere kant het centrum weer in te lopen. Misschien dat ik zo meer geluk heb. Na honderd meter kom ik langs een kleine supermarkt. Er is nog licht aan binnen. Op de deur zie ik dat de winkel tot 24.00 uur geopend is. Het is twee voor twaalf. De deur gaat niet open. Als ik een man achter de toonbank zie verschijnen zwaai ik. Hij opent de deur voor me. Ik loop de winkel in: chips zover als het oog reikt! Ik denk terug aan de vallende ster. Van gekkigheid weet ik bijna niet wat ik moet kiezen. Zoveel chips!. Ik wil de beste man niet te lang laten wacht en pak op goed geluk een zak met zongedroogde tomaat en mozzarella smaak. Yammie! Een koud colaatje erbij maakt het af. Als ik na 50 meter op de route ook nog een afgedankte sofa aantref die aan de straat is gedumpt, ben ik helemaal gelukkig. Op mijn gemak zit ik om middernacht op een bank op straat een colaatje met een zak chips te nuttigen terwijl de katten uit de buurt me in het voorbijgaan verontwaardigd aankijken. Hoe ik het durf te wagen me op dit tijdstip op hun territorium te begeven!?
Hoewel ik me nog fit en fris voel ben ik toch blij als ik een half uur later aankom bij de schuilhut. Inmiddels heb ik er 68 kilometer opzitten. Als ik de schuilhut zo eens bekijk, heb ik toch zo mijn bedenkingen. Die vloer ziet er wel heel hard uit en er zijn geen houten banken die me van de koude vloer houden. Er staan wel houten picknicktafels met banken, maar dan lig ik open en bloot en het wordt vannacht best fris. Ik probeer nog even het gebouw naast de schuilhut. Het lijkt een soort van herberg, maar deze blijkt verlaten en op slot. De betonnen bodem van de schuilhut it is. Als ik me geïnstalleerd heb tegen een zijwand van de hut, duurt het even voor de slaap vat op me krijgt. Ik lig in een noodbivakzak met twee lagen bovenkleding en een korte broek. Eigenlijk is het net iets te koud. Mede doordat de bivakzak totaal niet ademt en de zweetdampen al snel gaan condenseren aan de binnenkant van de zak. Soms kriebelt er een beestje in mijn gezicht of nek. Het kan ook condens zijn die van de bivakzak afkomt. Wat het ook is, ik sla het met een woest gebaar van me af. Als ik later, in het holst van de nacht wakker word om naar de ‘wc’ te gaan, zie ik in het schijnsel van mijn hoofdlamp een paar mestkevers spartelend op de grond. Misschien zijn zij het geweest. Dat de betonnen ondergrond bezaaid is met kleine steentjes en verdwaalde takjes en eikels die in mijn lijf porren, helpt ook niet echt. Regelmatig moet ik even wat op en neer schuiven om deze ongemakkelijkheden in de zachtere delen van mijn lijf te laten verdwijnen. Van die plekken zitten er niet veel op mijn lijf en ik ben dan ook veel op en neer aan het schuiven deze nacht. Op mijn rug ligt het nog het fijnst, maar na verloop van tijd gaat dat zeer doen. Vooral aan mijn billen gek genoeg. Dat is misschien wel de enige zacht plek op mijn lijf! Dan probeer ik het eerst op mijn linker zij. Dat werkt niet. Ik draai door naar mijn rechter zij. Ietsje beter. Tevreden dommel ik weer even weg. Totdat ik opnieuw wakker word van het ongemak. Ik strek mijn benen een keer, maar er dreigt kramp in te schieten. De zoektocht naar comfortabele houding begint opnieuw. Zo gaat dat de hele nacht. Voor mijn gevoel slaap ik helemaal niet. Toch gaan de vijf uur die ik in totaal op deze manier doorbreng snel genoeg voorbij. Schijnbaar ben ik zonder het te beseffen toch een paar keer echt in slaap gevallen, want ondanks het geplons van een ongeïdentificeerd zwemmend object (OZO) heb ik in die vijf uur te weinig beleefd en gedacht om al die tijd te vullen. Om half zes vind ik het wel mooi geweest. Er komt steeds meer licht in de lucht en ik ben het draaien zat. Ik pak mijn spullen in en eet een mandarijn, want de optie op een ontbijt bij een bakkerij ben ik gisteravond in Virton al gepasseerd. Het kan wel even duren voor ik weer iets tegenkom. Maar dat is een zorg voor later.
Eerst moet ik opnieuw op gang zien te komen. Daar heb ik een uurtje voor nodig, maar dan begint het weer te draaien. Op mijn lijstje zie ik dat ik genoeg waterbronnen tegenkom, maar pas na twintig kilometer, in Châtillon, kans maak op een ontbijtje bij een bakkerij. Tot die tijd zie ik vrijwel alleen maar, vaak erg mooie bossen en kom ik nauwelijks een huis tegen. Laat staan een warme bakker. Vanuit Châtillion is het bijna een kilometer vanaf de route naar de grote weg en de bakker. Mijn drang naar cafeïne en echt eten is inmiddels echter zo groot dat ik het de moeite waard vind. Belegde broodjes hebben ze niet en hoewel ik normaal goed genoeg uit de voeten kan met Frans om een broodje te bestellen (mijn Frans is niet best), hapert mijn hoofd na een roerige nacht iets teveel. Engels is dan weer niet de sterkste kant van de dames achter de balie. Gelukkig voor mij is espresso in iedere taal gewoon espresso. Als je de uitspraak dan een beetje aanpast aan de lokale taal, dan komt het wel goed. Aangevuld met wat handen en voeten werk van beide kanten komen we er dan toch uit. Uiteindelijk sta ik buiten met een puddingbroodje, een Jus d`orange (spreek uit op z’n Frans voor de juiste ambience) en een espresso (wederom, spreek uit op z’n Frans).
Terug naar de route gaat de weg omlaag. Dat gaat rap genoeg en met de espresso en het puddingbroodje achter de kiezen rijg ik vervolgens moeiteloos de dorpjes, akkers en bossen aaneen tot ik na 37 kilometer Messancy bereik. Nadat ik mezelf bij de auto op het station wat heb opgefrist en omgekleed word ik bij de lokale bakker alsnog beloond met groot stuk stokbrood met gerookte zalm en roomkaas. Voor nu ben ik even volledig op mijn gemak. Met mezelf en met de wereld om me heen.
Hallo Teun,
Wat een prachtig avontuur heb je weer mogen beleven, werkelijk zo mooi geschreven, alsof ik erbij was!
Dank je wel voor het delen.
Hartelijke groeten,
Sylvia
Dank je wel Sylvia! En het is graag gedaan hoor. Zeker als het zo gewaardeerd wordt.