De zon zakt achter de glooiende heuvels rond Surister terwijl we de laatste lopers op de 105 kilometer lange Grand Trail des Lacs et Chateaux met luid gejuich binnenhalen. Ik zit aan tafel met Legends Maarten Schön, Marek Vis, Martino Corneille en Peter Swager. Het wordt snel donker nu. De laatste lopers komen met hun hoofdlampjes op binnen. Op ons legendarisch gezelschap na is de locatie nagenoeg uit gestorven. Een enkele loper zit uitgeput zijn wonden te likken na de lange strijd in de verzengende hitte op de hoge venen en de enkel-brekende trails langs roestbruine beken in de lager gelegen bossen. We hebben na onze eigen avonturen niet veel meer gegeten dan chips. De barbecue was al opgeruimd voor ik die middag om vier uur binnen gekomen was. Het enige alternatief is bier. Er is enige overtuigingskracht voor nodig om de organisatie over te halen ons in elk geval daarin nog te voorzien. Weer komt er een loper binnen. Luid gejuich stijgt vanaf onze tafel op de donkere nacht in. We wisselen ervaringen uit over onze eigen avonturen van die dag. Over hoe mooi het was, hoe aanstootgevend heet en hoe onverantwoordelijk technisch de trails met tienduizenden, nee honderdduizenden stenen en nog meer boomwortels. Over hoe lang de rechte wegen op het plateau waren en hoe fel de zon daar scheen. Er wordt nooit overdreven, ondanks de biertjes die op de één of andere manier steeds weer op tafel blijven verschijnen. Ik vertel ook mijn eigen verhaal. Over hoe gemakkelijk het leek te gaan worden vandaag. De eerste twintig kilometer.

*****

Samen met Maarten en Marek ben ik die ochtend vanaf de camping in Jalhay naar Surister gereden. Vanaf daar zijn we naar de start in Bütgenbach gebracht, waar we om vier uur in de ochtend zijn gestart. Het eerste gedeelte van het parcours is vrij vlak en gemakkelijk. Zelfs tot veertig kilometer zitten er nauwelijks technische stukken in. De eerste marathon loop ik in vier uur. Maar vanaf dat moment wordt het moeilijker. De eerste lopers van de 60 kilometer beginnen me in te halen. Die zijn precies vier uur later gestart net nadat ik langs was gekomen. Dat is aan de ene kant demotiverend, maar daardoor kan ik toch nog ongeveer tien kilometer het tempo aardig vast houden. Rond negen uur zit ik ergens rond Malmedy. Ik herken stukken van de Trail des Idylles die ik in april heb gelopen; dezelfde steile klimmetjes en afdalingen. In combinatie met de stijgende temperatuur begint het me op te breken. Ik wil koelen. Wanneer komt er een riviertje? Bijna de hele ochtend hebben we langs meren en riviertjes gelopen, maar nu is er nergens water te bekennen. Het tempo zakt langzaam steeds verder weg. Waar blijft dat water nou! Op 56 kilometer is eindelijk een verzorgingspost. Ik besluit er de tijd te nemen. Sinaasappel eten, cola drinken en even liggen en de ogen dicht doen. Ik knap er enigszins van op. Het lukt me nu om weer iets van een ritme op te pakken. Mijn tempo stabiliseert en de volgende 30 kilometer jojo ik steeds met dezelfde 60 kilometer lopers op en neer.

Op 60 kilometer komen we eindelijk weer langs een riviertje. Ik haal de katoenen bloes tevoorschijn die ik in mijn rugzak heb zitten. Dit is mijn geheime wapen. Ik heb verhalen gelezen van mensen die deze tactiek toepassen tijdens de Western States 100 waar de temperaturen kunnen oplopen tot meer dan 35 graden in de Canyons. Het is voor het eerst dat ik hiermee experimenteer. Ik doop de bloes en mijn buff in de beek. Brrr! Dat is heerlijk koud. Het bruine water komt van de hoge venen en ruikt naar roest, maar ik heb het er graag voor over. Ik trek de bloes weer over mijn hoofd en hap naar adem. Mijn lijf is intussen zo warm geworden dat het water aanvoelt alsof het recht uit de ijskast komt. Ik maak mijn buff nog nat en dan ga ik vlug verder. De buff is binnen no-time opgedroogd, maar de bloes blijft nat en in combinatie met de wind houdt het me heerlijk koel. Het staat me bovendien een stuk beter dan het knalrode functionele hemd dat ik daarvoor droeg. Dat is ook niet onbelangrijk ;-). Deze tactiek houd ik de rest van de dag vol. Na drie kwartier is de bloes meestal weer opgedroogd, maar gelukkig komen we nu regelmatig langs roestig geurende bruine riviertjes.

Vooral boven op het plateau, blootgesteld aan de zon, zijn de temperaturen echt niet te harden. De hitte maakt ook het eten moeilijker. Behalve een sinaasappel bij de laatste verzorgingspost, heb ik al een paar uur niet meer gegeten. Daardoor zakt het energieniveau langzaam weg. Als ik rond de 70 kilometer weer eens boven op het plateau langs een riviertje loop, bereik ik mijn diepte punt. De bekende negatieve gedachten komen op. Ik ben de hitte beu, de trails bezaaid met stenen en boomwortels waar maar geen einde aan lijkt te komen. Waarom doe ik dit eigenlijk? Ik wil niet meer! Ik kap er mee! Nu moet ik door het riviertje. Ik loop liever niet met natte voeten, maar nu ze toch nat zijn kan ik net zo goed languit in het water gaan liggen. Dat doe ik dan ook. Een paar minuten om weer een klein beetje op temperatuur te komen. Ik begin nu ook trek te krijgen in de boterhammen met kaas die ik in mijn rugzak heb gestoken. Die waren eigenlijk voor vanochtend in de bus naar de start, maar toen had ik geen trek. Wat ben ik blij dat ik ze meegenomen heb! Heerlijk! Kleffe lauwe boterhammen met kaas. Ik werk ze achter elkaar naar binnen. Het is meteen een goed excuus om even te hiken. Ik kan natuurlijk de race op die manier uitlopen, maar dan ben ik nog zeker zeven uur onderweg. Daar heb ik echt geen zin in! Het is net het beetje motivatie wat ik nodig heb om mezelf weer aan te zetten tot een drafje.

Intussen is door het lage tempo ook drinkwater een probleem geworden. Ik heb al een paar keer met een schuin oog naar het water in de riviertjes gekeken. Maar dat durf ik toch niet aan. Zo desperate ben nou ook weer niet. Zeker niet na de darmklachten die ik de dagen ervoor had. Ik ben allang blij dat het vandaag goed gaat wat dat betreft. Er was al een extra waterpost geplaatst op 62 kilometer, maar het vanaf daar nog steeds 21 kilometer naar de volgende verzorgingspost. Ik bedenk dat te weinig water drinken beter is dan helemaal geen water en ga zuinig doen. Iedere kilometer neem ik twee slokken. En dan ineens, in een zijweg, zie ik een paar mannen staan, waarvan één met een blikje in zijn hand en één met een 5 liter fles water. Ik herken een paar lopers die ik al een paar keer heb gezien. ‘ Is dit voor de deelnemers?’ ‘Jazeker!’ Wat een held! Ik vul een halve liter bij, bedank de man hartelijk en ga vlug verder. Hier kom ik wel mee bij de verzorgingspost op 83 kilometer. Daar herhaal ik mijn ritueel van de vorige verzorgingspost met sinaasappel en cola en ga 5 minuten met mijn ogen dicht in het gras liggen. Als ik mijn ogen weer open doe zie ik iemand met een roze startnummer aan komen lopen. Dat was de laatste 105-kilometer-loper die ik rond de 15 kilometer had ingehaald. Het is weer net even het zetje dat ik op dat moment nodig heb.

De eerste kilometer hike ik in een stevig tempo om weer een beetje op gang te komen en mijn maag te laten settelen. Dan begin ik weer rustig te rennen. Ik kom al snel in een prettig ritme. Dit voelt goed! Het is het moment dat ik weet dat ik mijn diepte punt heb gehad. Dat de knop om is mentaal. Nu ga ik ‘m uitlopen! Ik begin steeds meer 60-kilometer-lopers in te halen. De hitte wordt ze echt teveel. Een helling waar iedereen wandelt, kan ik grotendeels omhoog rennen. Dit voelt goed! Steeds als ik denk dat er niemand meer in te halen is, verschijnt er ineens weer iemand voor me. Dit motiveert me om te zoveel mogelijk te blijven rennen. Als ik bij de laatste verzorgingspost aan kom herhaal ik opnieuw mijn ritueel. Ik ben er snel klaar. Net als ik wil vertrekken vraagt iemand of ik misschien wil zitten. Naast hem zit een loper die ik nog niet gezien had. Met een roze 105 km startnummer! ‘Non, merci!’ Ik ga er gauw vandoor. Ik heb geen idee in welke positie ik loop, maar je weet maar nooit!

Het is dan nog negen kilometer en ik ben precies elf uur onderweg. Misschien lukt het nog om onder de twaalf uur te finishen. Dit geeft me een enorme motivatie boost. Ik blijf mensen inhalen. Stiekem kijk ik steeds welke kleur hun startnummer heeft. Steeds blauw. Maar dan, vlak voor Surister, een roze startnummer! Check! Hij is helemaal geparkeerd en ik probeer er nog een schepje bovenop te doen. Mijn voeten blijven plakken, letterlijk. Door de hitte is de teer in het wegdek aan het smelten! Ik denk nu dat we er bijna zijn, maar al snel lopen we Surister weer uit en omlaag. Nee hè! Daar zit ik echt niet meer op te wachten! Er v doemen twee lopers voor me op. Weer net even dat beetje motivatie om te blijven rennen. De vrouw heb ik veel eerder al een paar keer gezien. Ze leek er toen al helemaal doorheen te zitten, maar ze heeft dus nog flink doorgelopen. Echt super sterk! Ik haal de twee in. Nog één klimmetje. Er staan mensen langs de weg. ‘Goed gedaan! Félicitations!’ Even knapt er iets. Wat heb ik het zwaar gehad vandaag! Maar wat gaaf dat ik me er op deze manier doorheen heb geslagen! Een paar tranen wellen op in mijn ogen. ‘Maar kom, ik ben er!’ Aan de finish zitten de nummers één en twee rustig te keuvelen. Stijn is al anderhalf uur binnen en Aaike een uur. Daar zal nog wel wat tussen zitten denk ik. ‘Ge zijt derde’: zegt Stijn dan.

*****

De cutoff is vanwege de hitte verlengd tot elf uur. We wachten nog op Juan Vandenweghe. Hij zit dicht tegen de cutoff aan. Martino volgt hem op zijn telefoon. Het gaat er om hangen, maar hij gaat het halen. We weten het allemaal zeker. We drinken er nog één op Juan. Voor de zekerheid reserveren vast een paar biertjes voor hem, voor het geval de bar voor de vierde of vijfde keer definitief voortijdig sluit. Vijf minuten voor de cut-off zien we zijn hoofdlampje verschijnen op de weg naar de finish. Kunnen we nu eindelijk gaan eten!? Ik vraag een paar laatste vrijwilligers of er in de buurt nog iets van een snackbar open is. Dat kan wel eens moeilijk worden, maar er is nog wat pasta over van de pasta party de avond daarvoor. Of we daar trek in hebben? Een paar minuten later zitten we als een roedel hongerige wolven de pasta naar binnen te schrokken. Eindelijk eten!

Als we terugkomen op de camping is er niks veranderd sinds we daar om half drie in de ochtend vertrokken. Dezelfde lui zitten rond hetzelfde kampvuur te zuipen alsof er in de tussentijd niets gebeurd is. Alsof we terugkeren na een dag in een parallel universum. Maarten en Marek nemen er nog één, maar ik crash in mijn slaapzak waar ik al snel terugkeer naar binnen, in mijn eigen wereld en een droomloze slaap.