Er wordt wel gezegd dat het lopen van ultras een metafoor is voor het leven. Het leven gecomprimeerd in een tijdsbestek van enkele dagen. Een existentiële crisis in pocketformaat. Eind februari 2020 liep ik de Legends Trail 500. Ik schreef daar verhalen over. Maar ik kwam nooit verder dan checkpoint 5. Het duurde lang voor ik kon duiden wat er allemaal gebeurd is tussen checkpoint 5 en de finish. De laatste twee dagen van de race. Het was grotendeels een zwart gat. De titel van mijn verhaal over dat laatste deel luidt: ‘Naar de andere kant en weer terug’. Het verhaal kwam nooit af. Wat die andere kant precies was weet ik nog steeds niet. Slechts enkele heldere momenten zijn in mijn geheugen gegrift. Tot het moment dat ik weer terug kwam van de andere kant. Uit het zwarte gat. Dat was een intens moment. Een hergeboorte. De trein van mijn gedachten kan ik me niet exact herinneren, maar het ging over de dierlijke kant in mezelf. Over mijn authentieke zelf, de oermens in mijzelf. Dat door het lopen van een ultra, alle aangeleerde constructen, denkwijzen en patronen worden doorbroken. Het ego wordt als het ware vernietigd. De conclusie was, dat het erom gaat dat alles er mag zijn. De woorden die ik daar in de bossen hardop uitsprak: ‘dat alles er mag zijn en dat dat dan goed is.’ Het was een bevrijdend gevoel. Even liep ik hardop te brullen van vreugde. Toen kwam ik mensen tegen. Ik stopte dat gevoel weer weg. Het was te kwetsbaar. Ik was bang. Ik kon daar niet over schrijven. Het verhaal kwam nooit af.

Nu dient zich een nieuwe existentiële crisis aan. In het echte leven, zoals de meeste mensen het zullen noemen. Ik zit overspannen thuis. Ik heb mijn leven lang geleefd voor de ander in plaats van mezelf. Ik vraag mij altijd af wat er van mij verlangd wordt. In plaats van mezelf af te vragen wat ik wil, waar ik behoefte aan heb en wat voor mij goed is om te doen. Thuis, op het werk, tijdens het lopen van ultras. Altijd. Nu realiseer ik me dat ik nog maar één stapje had hoeven zetten, die ochtend in de besneeuwde Ardense bossen. ‘Het besef dat alles er mag zijn, en dat dat dan goed is.’ Niet voor de ander, maar voor mezelf. De lichte kanten, de donkere kanten. Alles. Misschien had ik dat laatste stapje kunnen zetten als ik geen mensen was tegengekomen, die ochtend in de besneeuwde Ardense bossen. Als ik niet bang was geworden.

Op 9 januari dit jaar schreef ik een gedicht dat mijn ervaringen daar op de hoge venen en in de bossen beschrijft. Bijna vier jaar later. De woorden kwamen ineens vanzelf. Getriggerd door deze nieuwe crisis die er onvermijdelijk aan zat te komen. Op 14 mei start ik aan de GR 129: dwars door België van Brugge naar Arlon. Een nieuwe kans om dat laatste stapje te zetten en het verhaal af te maken.

Fear

There were people there
I got scared
I felt fear
You know, the hunted animal kind of fear

Then the rain came
It washed away the fear
And after the rain came the sun
Turned the world into light

Thousands of droplets
Hanging on twigs and blades of grass
Sparkling, like diamonds in the air
And the world, was a diamond
I, was a diamond

After the sun came the snow
And then the night
It concealed the diamond
The world grew dark

There was no one there
I got scared
I felt fear
You know, the wounded animal kind of fear

I survived the night somehow
The sun came up
Snow, whirling from the sky
And the world, was light
I, was the light

But there were people there
And I got scared
I felt fear
You know…

Vul hier je e-mailadres in om een bericht te ontvangen over nieuwe blogposts
Loading

Recente berichten