Zaterdagavond rond een uur of tien zit ik gehurkt in de sneeuw in een pik donker bos op een paadje langs de Ourthe een blikje kabeljauwlever naar binnen te lepelen. Dit is niet iets wat ik gewoonlijk doe op zaterdagavond. Sterker nog, ik doe dit voor het eerst. En het lijkt misschien een beetje raar om te doen, maar ik ben ik aan het trainen voor de Legends Trail  en op dat moment vind ik het dood normaal. Voor wie het nog niet weet, de Legends Trail is een hardloopwedstrijd in maart over 250 kilometer in de Belgische Ardennen. Het parcours is van te voren vastgelegd, maar niet gemarkeerd.  De deelnemers moeten dus zelf de weg zien te vinden en dat is niet altijd even makkelijk in de Ardennen. Daarom leek het mij wel een goed idee om van tevoren het parcours te gaan verkennen. Het is bovendien een perfect excuus om een nacht lang in de Ardennen door de sneeuw te gaan ploeteren.

Aan het eind van de middag kom ik aan in Achouffe samen met mijn vader. Die zal ik onderweg een paar keer zien en dat geeft me een gerust gevoel. Er is altijd iemand in de buurt die ik kan bellen als er iets mis gaat. Onderweg heb ik via facebook vernomen dat Stef Schuermans  (één van de racedirectors) in Achouffe is en dat er nog een paar gasten meer van plan zijn om die nacht de eerste etappe te gaan lopen. Ik ga de lokale brasserie binnen en kijk om me heen. Een ober kijkt me vragend aan, maar mijn oog is al op een man in een hoek van de ruimte gevallen. Hij zit er met zijn dochter te eten. Ik heb Stef nog nooit ontmoet, maar ik herken hem direct van zijn Facebook profielfoto. Hij komt enigszins schuchter en nerveus op mij over en met zijn verwarde haar en vermoeide ogen lijkt het alsof hij al een hele nacht wedstrijd leiden achter de rug heeft. Zijn handdruk is echter stevig en hartelijk. Het voelt meteen vertrouwd. Alsof we elkaar al jaren kennen. Misschien is het de gedeelde passie. Misschien  de innerlijke rust van de ultraloper. Ik weet niet wat het precies is. Een innerlijke vrede misschien van het totaal in het moment leven. Dat doet ultralopen met je; met mij in elk geval. De wereld wordt heel klein en je bent zo gefocust op lopen en op wat er op dat moment nodig is om jezelf zo efficiënt mogelijk te verplaatsen. Je lichaam, je gedachten, je wil, je hele wezen richt zich daar op. Lopen wordt dan meditatie. Tijdens het gesprek met Stef raak ik al in die gemoedstoestand. De wereld om mij heen vervaagt. Mijn hele wezen richt zich op het doel van deze nacht: zo snel mogelijk in Hotton zien te komen.

‘Hoe lang denk je er over te gaan doen naar Hotton?’, vraagt Stef in een Vlaams accent. Hotton is het eerste checkpoint op 63 kilometer. Het klinkt als een strikvraag. Een beetje vertwijfeld antwoord ik: ‘onder normale omstandigheden… een uur of acht misschien?’ Stef schudt meewarig zijn hoofd: ‘Acht uur? Vergeet het maar. Vorig jaar deden de snelsten er bijna 10 uur over. Reken maar zeker op twaalf uur of nog langer.’ Stef begint warm te lopen: ‘We proberen het de lopers zo moeilijk mogelijk te maken. Als er een pad op de kaart staat, ook al is dat er in werkelijkheid niet, dan nemen we dat. Houd er rekening mee dat je veel tijd kwijt bent met navigeren. En dan onder deze omstandigheden. Er ligt heel veel sneeuw. Loop je op kaart of GPS?’ ‘Op kaart…’ Hij neemt de kaart direct van me over en loopt met zijn vinger de route langs. Dan wijkt zijn vinger van de route af. Grijnzend kijkt hij naar me op: ‘we hebben onlangs een route gevonden om het de deelnemers nog moeilijker te maken.’ Zijn vinger gaat over het laatste gedeelte van het parcours dat is gewijzigd ten opzichte van vorig jaar. Stef vraagt of ik met de anderen ga meelopen. Hij lijkt enigszins bezorgd om me te zijn. Hij heeft me dan al verzekerd dat het om snelle jongens gaat; Karel Slabbe zou één van hen zijn. Karel heeft onlangs de snelst bekende tijd op de Pacific Crest Trail gelopen, een lange afstand wandelroute van Mexico naar Canada door woestijnen en bergen. Ik zou me generen als ik dat soort mannen op zou houden en besluit om vast te vertrekken. Bovendien is een belangrijk doel van deze nacht om het navigeren op kaart te trainen. Als ik mannen met een GPS achterna ga lopen, word ik daar niet veel wijzer van. En ik kan altijd nog kijken of ik aanhaak als ze me inhalen. ‘Weet je waar de route begint?’, vraagt Stef. Ik wijs in de richting waarin ik denk te vertrekken. Stef  schudt nog eens meewarig met zijn hoofd en wijst met zijn duim over zijn schouder. Het zal zijn twijfel over mijn kundigheid zeker niet hebben verminderd. Ik wil nu toch wel snel op pad gaan. Eenmaal buiten neem ik afscheid van mijn vader. ‘Weet je nou waar je heen moet?’ ‘Ja, langs deze vijver en dan drie kilometer langs het riviertje,’ zeg ik zelfverzekerd en ik ga op weg. Al snel vind ik een onverhard weggetje, dat overgaat in een smal paadje, dat overgaat in… hmmm. Maar ik maak me geen al te grote zorgen, want Stef heeft verteld dat ze het liefst paden uitzoeken die alleen maar op de kaart staan. Dus dat kan kloppen. Maar toch, ergens heb ik het gevoel dat er iets niet klopt. Na twee kilometer, waarin ik stukjes over een pad loop en veel langere stukken niet, kijk ik nog eens goed naar het riviertje. Dan kijk ik nog eens goed op de kaart. HET WATER STROOMT DE VERKEERDE KANT OP! SUFFERD! Ik kan mezelf wel voor m’n kop slaan! Ik loop langs het verkeerde riviertje!

Eenmaal terug in Achouffe zie ik Stef nog met z’n dochter langs de weg staan. Zijn gezicht wordt verlicht door display van zijn smartphone. Ik loop gauw door en hoop dat ‘ie me niet ziet. Ik schaam me dood! Intussen heb ik de oorzaak van mijn fout ontdekt. Ik had onthouden dat ik aan het eind van het dorp een pad langs een vijver moest nemen. Daarbij was ik ervan uitgegaan dat we het dorp vanuit het noorden zouden binnenrijden. Nu ik de kaart verder openvouw zie ik dat we uit de tegengestelde richting zijn gekomen. Ik had zo’n haast om op pad te gaan, dat ik niet de tijd had genomen om nog eens goed op de kaart te kijken voor ik vertrok. En ik was ook nog eens mijn kompas vergeten. Wat een amateur! Eenmaal op de juiste route voel ik mezelf snel beter. Al snel groeit het vertrouwen weer en blijkt het navigeren zo moeilijk nog niet te zijn. Zonder verder verkeerd te lopen kom ik mezelf vier uur later tegen in een pik donker bos op een paadje langs de Ourthe, waar ik gehurkt in de sneeuw een blikje kabeljauwlever naar binnen zit te lepelen.

Het is dan nog veertien kilometer naar La Roche en Ardenne en als ik weer een beetje bijgekomen ben, ga ik gauw verder. Het blijkt hier een hotspot voor wild te zijn. Eerst kom ik een lynx tegen die even over zijn schouder kijkt en zich dan snel buiten de lichtstraal van mijn hoofdlamp begeeft. Wat een prachtig dier! En even later zie ik iets in een stroompje langs het pad scharrelen. Het probeert eerst voor me uit te vluchten, maar komt al snel tot de conclusie dat het beter in tegengestelde richting kan gaan. Het blijkt een das te zijn. De wilde zwijnen die ik daarna tegen kom vind ik wat spannender, maar hoewel ze dicht in de buurt zijn zie ik ze nergens. Ik hoor alleen af en toe iets wat het midden houdt tussen een knor en gil. Het zal niet voor mij bedoeld zijn. Het meest bijzondere wild kom ik in La Roche tegen. Na vijfendertig kilometer kom ik er net na twaalven aan. Voor een lokale kroeg staat een groepje mensen te roken. Eén van hen kijkt me aan met een door de alcohol glazige blik. ‘Bonsoir!’ roep ik hem in mijn beste Frans toe. ‘Bonsoir?’ mompelt ‘ie terug. Het gedrag van deze soort kan ik niet goed verklaren. Wie gaat er nou midden in de nacht in de kou met een zatte kop staan roken?

Het pittigste stuk van de nacht moet dan nog komen. Na de eerste klim vanuit La Roche zitten in dat gedeelte weliswaar wat minder hoogtemeters, maar de sneeuw is vaak diep boven op het plateau. Regelmatig ga ik tot mijn knieën in de sneeuw. Ik heb moeite om de inspanning die ik lever te temperen. Ik ga langzaam, maar het ploegen door de sneeuw kost veel kracht. Ik probeer zoveel mogelijk de ondiepe stukken op te zoeken, of de sporen van wandelaars of voertuigen van de vorige dag te volgen. Ondanks een vers laagje sneeuw loopt dat nog redelijk makkelijk. In het begin kan ik er nog om lachen. Ik maak een paar foto’s om thuis te laten zien. Maar als de nacht vordert raak ik het geploeter door de diepe sneeuw langzaamaan toch een beetje beu. Net als de sneeuw die nog uit de lucht komt vallen en me recht in het gezicht waait. Ook de struiken die onder het gewicht van de sneeuw zijn bezweken en regelmatig over het pad hangen, beginnen me te irriteren. Soms kan ik er half kruipend onderdoor, soms er overheen. Als de twijgen wat dunner zijn loop ik er dwars doorheen. Maar ook dit kost veel kracht. Tegen de tijd dat ik in Hotton ben, begin ik de vermoeidheid in mijn benen steeds meer te voelen.

De navigatie blijkt op dit deel van het parcours ook wat lastiger te zijn. Hier volgt de route zelfs stukken waar op de kaart niet eens een pad staat. Dit kost soms behoorlijk wat tijd, maar het lukt me toch steeds om de juiste weg te vinden. Om half zes in de ochtend bereik ik uiteindelijk Hotton. Elf uur en tien minuten heb ik er over gedaan volgens mijn horloge. Mijn vader staat me al op me wachten met de mededeling dat er kort daarvoor drie gasten vanuit Achouffe zijn gearriveerd. HUH! Hoe kan dat? Het blijkt dat ze het laatste stuk niet de Legends Trail hebben gevolgd, maar vanaf La Roche rechtstreeks naar Hotton zijn gelopen.

Ik kleed me gauw om. Tevreden schuif mezelf in een lekker warme auto voor de terugreis naar Nederland. Wat heb ik veel geleerd vannacht! En wat heb ik er een schik mee gehad! Als ik zondagochtend in bed mijn ogen sluit zie ik de hoogtelijnen nog op de groene achtergrond  van de kaart op mijn netvlies gebrand. Daar kronkelt een nu weer blauw, dan weer roze lijntje doorheen. Het is de Legends Trail.