Ons Kloosterpad
Het begint net een beetje licht te worden als ik samen met Adriaan Oisterwijk uitwandel. In het open veld is het nóg kouder. Ik knipper met mijn ogen. Mijn oogleden zijn zo zwaar dat ik ze met moeite weer open. Wat ben ik moe! Zwalkend loop ik over het smalle weggetje door de velden. Zo gaat het de hele nacht al. Met het vallen van de nacht is mijn lichaam in slaapstand gevallen.
Ik ben Ons Klooosterpad aan het lopen. Een lange afstand wandelroute van 340 kilometer langs de kloosters van Oost Brabant. Gistermiddag na het dutje in Toterfout tot de verzorgingspost bij Spoordonk ging het prima, maar sinds ik met Adriaan aan mijn zijde de Kampina in ben gelopen, heb ik moeite om mijn ogen open te houden. Vlak voor middernacht voel ik de behoefte om te gaan liggen en mijn ogen dicht te doen. Ik hoop op een beschut plekje bij Natuurpoort Klein Oisterwijk. We kijken samen uit naar een geschikte plek. Dat vinden we op het terras, achter restaurant De 3 Vennen. Er staan loungebanken met grote zachte kussens. Ze zijn nat van de dauw. Maar als ik ze omdraai, kan ik daar prima op liggen. Op het open terras is het te koud. Samen slepen we een aantal kussens naar het afdakje boven de deur van het restaurant. Ik ga liggen op de kussens van de zitting en leg de kussens van de leuning over me heen en tegen me aan. Zo houden ze mijn lichaamswarmte redelijk goed vast. Met Adriaan spreek ik een half uur af, dan zal hij me wekken. Af en toe dommel ik weg. In mijn halfslaap hoor ik af en toe een berichtje binnenkomen op mijn telefoon. Ik heb geen zin om ‘m uit te zetten. Het voelt alsof er amper vijf minuten voorbij zijn als hij me wekt. Met tegenzin sta ik op. De kou slaat meteen zijn tentakels uit. Eigenlijk moet ik gaan rennen om warm te worden, maar ik ben zo stram en mijn benen en voeten doen zo’n pijn dat ik het nodig heb om eerst een stuk te wandelen. Na een minuut of wat probeer ik voorzichtig wat te dribbelen. Het is maar kort. Gelukkig gaan we het bos weer in, daar is de kou nog niet helemaal doorgedrongen. Ik probeer zoveel mogelijk het wandelen af te wisselen met stukjes lopen. Ik blijf zo net warm genoeg. De stukken die ik wandel, worden mijn oogleden direct zwaar. Regelmatig houd ik ze even een tel langer dicht. Zo loop ik soms zwalkend door het bos om het vervolgens weer op een drafje te zetten om wakker te blijven en mezelf warm genoeg te houden.
Zo kruipen we, meestal zwijgend, langzaam richting Tilburg en van Tilburg richting Oisterwijk. Af en toe wisselen we wat woorden, maar het zijn nooit meer dan enkele zinnen. Ik kan me niet herinneren dat ik het tijdens eerdere avonturen zo moeilijk heb gehad met slaapgebrek tijdens de nachten. Het frustreert me. Hoe deed ik dat toen ik de Eifelsteig en het Pieterpad liep? Eigenlijk ging het toen net zo, bedenk ik me. Ook toen liep ik te worstelen met slaapdeprivatie. Waarom heb ik er dan nu zo’n moeite mee? Heb ik meer pijn, of is het kouder, waardoor het meer voelbaar is? Of zit het mentaal gewoon niet goed? Vind ik mezelf een beetje zielig misschien? Ik probeer iets van mijn onzekerheid onder woorden te brengen, maar Adriaan gebaard dat ik moet zwijgen. Dan zie ik pas dat daar in het bosje langs de Voorste Stroom een hond naast het pad opgekruld ligt te slapen. Stilletjes loop ik voorbij en zie dan ook twee mensen liggen. Mijn aandacht is even afgeleid van mijn eigen ellende als we ons hardop afvragen waarom ze daar in vredesnaam liggen te slapen. Van binnen vraag ik me stiekem af waarom ik zelf daar in vredesnaam midden in de nacht loop. De koude noorderwind dwingt me toch om met enige regelmaat te gaan lopen om warm te blijven. Joggen noemen we het maar. Het is half vijf als we het centrum van Oisterwijk bereiken. Op een terrasje zitten nog enkele mensen te praten en te drinken. Gevoed door alcohol voeren ze ongetwijfeld een hoogst diepzinnig gesprek. Wij slaan af richting het station om water bij te vullen bij de watertap. Eigenlijk ging ik ervan uit dat we meteen door zouden gaan, maar Adriaan gaat op een bankje op het stationspleintje zitten terwijl ik m’n water bijvul. Ik grijp mijn kans en zoek een houten picknicktafel tegen de gevel van het station op. Dat geeft net iets meer beschutting tegen de noorderwind. Ik leg mijn hoofd op de stenen vensterbank en drijf even weg naar een aangenamere, warmere plek.
Ik heb geen idee hoe lang ik daar zo heb gehangen als ik Adriaan hoor brommen, ‘Kom we gaan verder’. Voor we Oisterwijk uitlopen bel ik Erik. Hij zou deze ochtend naar Sint-Michielsgestel komen, maar dat is 40 kilometer verderop. Hopelijk kan hij eerder komen met een kop koffie (of om uit te stappen denk ik stiekem). Erik neemt niet op en even later, rond half zes, passeren we kasteel Nemelaer.
Ik denk terug aan donderdag toen ik samen met Wouter het stuk van Uden tot Grave liep. Ik heb het tegen hem steeds over kasteel Nemerlaer, dat ik kort na Grave zou moeten passeren. Pas als ik bij het kasteel aankom, realiseer ik me dat het om kasteel Tongelaar gaat. Ik glimlach bij de gedachte aan mijn vergissing en de niet begrijpende blik in de ogen van Wouter. Het herinnert me ook aan mijn val. Dat was ook samen met Wouter. We liepen net de Herperduinen uit via een pad met grote en kleine keien die vast in de grond zaten. Vermoedelijk was ik even afgeleid doordat ik wat te drinken nam. Ik moet met een teen achter een kei zijn blijven haken. Bizar eigenlijk, hoeveel je kunt denken in de seconde dat je tijdens een val op weg bent naar de grond. Ik herinner me dat ik me eerst nog afvroeg of ik nog op tijd kon corrigeren om een val te voorkomen. Nadat het besef kwam dat dit niet meer ging lukken, ging mijn blik naar de met keien bezaaide grond. Ik realiseerde me direct dat een landing op handen en knieën weleens slecht zou kunnen aflopen. Ik bedacht me dat het een goed idee was om een soort van schouderrol te maken om de val op te vangen. Hoewel dat al best veel is om allemaal in één seconde te bedenken, lukte het me toch nog om binnen die ene seconde ook nog de beoogde schouderrol in te zetten. Helaas was die ene seconde net te kort om er de uitmuntende uitvoering aan te geven die ik in gedachten had. De schouder rol werd een schouder schuiver. Tien punten voor de moeilijkheidsgraad, nul voor de uitvoering. Ik blijf achter met een beurse schouder en schaafwonden op mijn schouder, arm en net boven mijn knieën. Als we later Erik weer treffen zijn we het er allemaal over eens dat het toch nog altijd beter is dan de mogelijke gevolgen van een landing op handen en knieën. Vooruit dan, toch nog een één voor de uitvoering. Het had erger gekund.
Het is intussen licht geworden, de zon komt bijna op. De nacht laat op zijn terugtocht de kou achter in de velden. Het zal nog even duren voor de zon voldoende kracht heeft om ook de kou te verdrijven. Behalve de temperatuur bereikt ook mijn wil om door te zetten een dieptepunt. Misschien had ik mijn frustraties en onzekerheid eerder uit moeten spreken. Ik had misschien eerder moeten gaan zeuren en klagen. In plaats daarvan bleef ik er innerlijk mee worstelen. Hoe dan ook, zodra ik het uitspreek wordt het proces van mentale aftakeling gestopt. Hoe het gesprek precies verliep weet ik niet meer. Maar het was iets in de trant van :
‘Het gaat ‘m niet worden Adriaan. Ik wil niet meer’.
‘Begin van de middag ben je in Den Bosch Teun. Komt goed’.
‘Maar ik wil stoppen’.
‘We hebben koffie nodig’.
…
‘Een kop koffie zou wel heel erg helpen. Als Erik nou maar terug zou bellen. Misschien kan hij al iets eerder komen’.
Het is wonderlijk hoe dat kan gaan. In mijn beleving wisselen we niet meer dan een paar woorden. Met die paar woorden ga ik van ‘ik ga stoppen’ naar ‘hoe komen we zo snel mogelijk aan koffie’. De optie om op te geven bestaat niet meer. Simpelweg doordat deze optie op geen enkele manier in de reactie van Adriaan te bespeuren valt. Doorgaan is de enige optie. De focus ligt met het uitspreken van een paar zinnen, het zetten van een paar passen, met het uitlopen van één laantje weer waar die moet zijn. In het hier en nu, op wat nodig is om verder te kunnen gaan. Een kop koffie! Dat ik Ons Kloosterpad uitloop, is dan eigenlijk al een zekerheidje.
We sjokken door het hoge natte gras. Onze voeten worden nat. Mijn voeten gaan nog meer pijn doen. ‘Potverdorie, wordt wakker Erik!’ Erik belt terug. Eindelijk! Tijdens het korte gesprek worstelen we voor mijn gevoel. Erik geeft aan dat hij in Cromvoirt op ons kan wachten op het vooraf afgesproken punt. Dat is nog 15 kilometer. Dat is bijna drie uur lopen in dit tempo. Dat duurt nog lang. Vindt Adriaan ook. Kan het iets eerder? Erik weet niet of dat lukt. Ik onderdruk de aandrang om te roepen: ‘Kom nu!’ Want ik ben allang blij dat Erik me al twee dagen lang fantastisch aan het helpen is. Ik wil hem niet onder druk zetten. Ik stem in met Cromvoirt, maar voel me wat teneergeslagen. Drie uur is nog lang. Tien minuten later ontvang ik een appje van Erik. Hij zal naar de rand van de Drunense duinen komen, acht kilometer verderop. Mentaal veer ik direct op. Terwijl de zon langzaam aan de hemel stijgt, groeit mijn wil. De stukjes die ik loop (dat wil zeggen, rennen, joggen, dribbelen) worden weer wat langer. Deden mijn voeten en benen maar wat minder pijn. ‘Als we dadelijk bij Erik zijn, neem ik toch maar een ibu Adriaan’. Net als de ochtend op de tweede dag ga ik geleidelijk langer aan één stuk lopen.
De tweede dag vertrok ik samen met Niek vanuit Gemert. Bij Ceciel en Niek, die praktisch aan de route wonen, had ik een paar heerlijke tosti’s en een kop koffie op. Door de douche knapte ik weer helemaal op en kon ik een moeizame nacht van me afspoelen. Die eerste nacht was eigenlijk al niet veel anders dan de tweede, al was de slaapdeprivatie wat milder en kon ik iets meer blijven lopen. Vlak voor Cuijk had ik mijn ouders nog een keer gezien. Op 110 kilometer stonden ze me met het spandoek ‘HUP TEUN NOG 230 km’ (Oef!) op te wachten. Ze hadden het ingenieuze idee om steeds hetzelfde spandoek te gebruiken en alleen de cijfers te verwisselen. Toen ze me samen met mijn vrouw en dochter en de halve familie bij mijn huis stonden op te wachten met ‘HUP TEUN NOG 330 km’ was ik daar niet direct heel gelukkig mee. Nu al aftellen? Dat heb ik op dat moment gelukkig snel los kunnen laten. Erik was intussen, na kasteel Tongelaar, al naar zijn ouders om te slapen en eigenlijk keek ik die eerste avond wel uit naar een nacht alleen. Van tevoren had ik gedacht dat ik wel lekker door zou kunnen lopen zonder tussenstops. Ik hoefde alleen in Boxmeer mijn water bij te gaan vullen. Het eerste deel van de nacht ging ook wel okee. Richting Boxmeer werd ik geteisterd door natte voeten en een feestje dat aan de andere kant van de Maas in Gennep gaande was. Met de tekst ‘My love has got no money, he’s got his strong beliefs’, stierf de muziek geleidelijk weg toen ik Gennep en de Maas de rug toekeerde en richting Boxmeer ging. Ik heb dat liedje nog vaak in mijn hoofd gehad, de rest van de tocht. Nadat ik mijn water had aangevuld en Boxmeer en zijn nachtbrakers (‘Nu nog aan het hardlopen!?’) achter me had gelaten, kakte ik toch in. Tegen de tijd dat ik Sint Anthonis bereikte, was ik steeds meer aan het wandelen. Tijd voor een dutje. Mijn hoop was gevestigd op restaurant De Heksenboom en de camping aan de rand van de Boswachterij van Sint Anthonis. De camping bleek weinig toegankelijk, maar De Heksenboom leverde goede slaapfaciliteiten in de vorm van loungebanken. Van de kussens maakte ik een zachte matras en ik vond de afdekzeilen van de banken terug in een hoek. Deze trok ik over me heen om mezelf te beschermen tegen de ergste kou. Na een dutje van een half uur ging het iets beter, maar het duurde tot de ochtend voor ik weer iets van een goed loopritme terugvond. Mijn ouders stonden met hun spandoek precies op de helft van de route bij de Gerlachuskapel. Nog 170 kilometer, maar belangrijker: nog maar 3 kilometer naar een kop koffie en een paar tosti’s!
Die ochtend loop ik weer best aardig door. Het is fijn om bij te kletsen met Niek en de kilometers tikken ongemerkt weg. Op de Geeneindsche heide bij Gerwen worden we opgewacht door Ronald. Hij sluit bij ons aan. Bij Eindhoven worden we opgewacht door Marieke en Sarah, mijn vrouw en dochter die me enthousiast aanmoedigen. Ook Erik is er weer. Hoewel we hem net daarvoor, bij Stad van Gerwen, hebben gezien met een verzorgingspost. Ik maak gebruik van de gelegenheid om nog een mandarijntje mee te snaaien van de mobiele verzoringspost. Het is niet super warm, maar de zon is krachtig. We lopen al een tijdje in open terrein als we de binnenstad van Eindhoven in gaan en ik begin toch wat moeite te krijgen met de warmte. Ronald oppert om uit te kijken naar iets stevigers om te eten. Het idee spreekt me meer aan vanwege het perspectief op een break dan om het eten. We gaan net niet het centrum in en komen geen gelegenheid tegen om snel iets te eten te scoren. Maar we hebben geluk. In het Anne Frankplantsoen lopen we het festivalterrein van Lepeltje Lepeltje op. Toch nog een kans op iets lekkers te eten en te drinken. Niek en ik doen ons tegoed aan een heerlijke veganistische döner waar ik een ginger beer bij drink. Of het de döner is of de felle zon weet ik niet, maar ik kak weer helemaal in daarna. Een after lunch dip. Bij de Genneper molen haakt Christine aan en Niek neemt kort daarna afscheid bij het spandoek ‘HUP TEUN NOG 120 km’. Als we bij Toterfout (niet veel meer dan vijf huizen en een geitenstal), is het niet meer te doen. Ik moet even gaan liggen. Mijn bovenbenen zijn inmiddels helemaal stram. Als ik tussen neus en lippen door zeg dat ik wel een massage kan gebruiken, steekt Christine haar hand op: ‘Ik heb een diploma’. Erik heeft intussen een mooi plekje met een bankje in de schaduw van een geitenstal voor me gevonden. Nadat ik wat heb gegeten en Christine mijn bovenbenen los heeft gemasseerd, val ik met het geluid van de geiten op de achtergrond in slaap. Als Erik me wakker maakt, heb ik niet het idee dat ik echt geslapen heb, maar ik voel me toch een stuk frisser. Net na sluitingstijd weten we toch nog een magnum te bemachtigen bij Gasterij ‘t Dorpsgenot. Ik eet ‘m al wandelend op. Die heeft even tijd nodig om te zakken, maar valt uiteindelijk toch wel goed. Mijn benen voelen ook weer een stuk soepeler en het wordt weer wat frisser (het is inmiddels vier uur geweest). Hoewel ik even op gang moet komen, ga ik geleidelijk toch weer soepeler lopen. Ik merk dat ik behoefte heb om even alleen te lopen en als Christine in Vessem in de auto stapt, neem ik ook afscheid van Ronald. Het is heerlijk om even alleen te lopen.
De moraal schiet omhoog als ik in de namiddag zon langs de Beerze en over de Landschotse Heide loop. Tijdens een training op dit deel van de route vond ik het hier maar moeizaam gaan. Ik had er daardoor een beetje tegenop gezien. Maar ik loop heerlijk nu! ‘My love has got no money, he’s got his strong beliefs. Da da da da da daa da, da daa da, da daa da’.
Samen met Adriaan ben ik op weg naar de Drunense Duinen en Erik die op ons wacht met koffie. Het is geen makkelijk stuk. Lange, rechte stukken weg, een dorpje, het zoveelste klooster en stukjes mooie natuur wisselen elkaar af. Ik heb het nog steeds koud en probeer zoveel mogelijk in de zon te lopen die steeds meer aan kracht wint. Dan zie ik eindelijk de Drunense Duinen voor me opdoemen. En daar, waar de route de weg oversteekt en de bossen in duikt, staat Erik. We installeren ons in de wei aan de andere kant van de houtwal. Daar zitten we heerlijk in de zon. De mooiste en beste verzorgingspost ooit! Ik zak lekker onderuit in een stoel en geniet van de koffie. Mijn zus Els komt ook nog even kijken. Ze was toch in de buurt. Gisteravond heeft ze nog een stuk met me meegelopen.
Op het moment dat ik de bocht om kom, bij het Wit Hollandven, zie ik Els al staan bij de uitkijktoren. Ze is van plan om een klein stukje met me mee te lopen. Ze heeft de 15 kilometer van de Vestingloop trail van de week daarvoor nog in de benen. Gelukkig loop ik niet meer zo hard. Samen wisselen we stukken lopen af met korte stukjes wandelen. In Middelbeers kopen we nog een ijsje. De tijd vliegt. Het is fijn om samen te lopen. Ongecompliceerd. Voor we het weten zijn we in Spoordonk. Daar wacht de volledige entourage. Erik is er met de laatste verzorgingspost voor de nacht. Hij gaat thuis in Eindhoven slapen. Mijn ouders zijn er ook nog een laatste keer met het spandoek: ‘Hup Teun! Nog 80 kilometer!’ Vanaf dit punt gaat Adriaan met me verder. Els besluit ook nog een paar kilometer mee te lopen. Er komen een paar mooie kilometers langs de Beerze aan. Aan de rand van natuurgebied de Kampina nemen we afscheid van Els. Adriaan en ik duiken de Kampina in op weg naar mijn slaapplaats bij Natuurpoort Klein Oisterwijk.
Ik zou wel uren kunnen blijven zitten in dat weiland aan de rand van de Drunense Duinen. Maar als er uiteindelijk alles is gedaan wat gedaan moet worden en alles is gezegd wat gezegd moet worden, trekken Adriaan en ik verder. Richting de bossen rond Vught. De paden en weggetjes zijn er mooi. Bram haakt vlak voor de IJzeren man ook nog aan. We steken de N65 over. Via een buitenwijk van Vught en Park Voorburg duiken we vervolgens onder de A2 door richting Sint-Michielsgestel. Daar komen we Dirk tegen die koffie met iets lekkers bij zich heeft. Super tof! In Sint-Michielsgestel haakt Nabor aan, die het laatste stuk meeloopt, terug naar Den Bosch. Het is nu echt niet ver meer. Over de dijk langs de Dommel lopen we naar Den Bosch. Via het voetveer komen we terug in de stad waar ik twee dagen eerder ben gestart samen met Gabrielle. Het laatste rechte stuk langs de Dommel komt het klooster San Damiano weer inzicht. Het eerste en het laatste klooster aan Ons Kloosterpad. Opgelucht tik ik af bij de lantarenpaal waar ik 2 dagen, 3 uur en 8 minuten geleden bijna tegenaan liep.
Geef een reactie